Controle buiten de auto

A. Koelvloeistof
Alleen opendraaien als de motor koud is. Stoom is namelijk 90 graden heet en zal er uit spuiten.
B. Ruitenwisservloeistof
Mag niet leeg zijn, anders kun je de ramen niet schoon krijgen tijdens het rijden
C. Oliepijlstok
Er uit trekken, schoonmaken met een doekje, vervolgens er in doen en er weer uithalen. Er moet olie tussen Min. en Max. Zitten. Controleer dit bij een koude motor.
D. Olie bijvullen
Doe dit met een paar klokjes. Niet een hele liter in één keer.
E. Remvloeistof
Alleen controle door een garagebedrijf
F. Accu
Moet goed vastzitten, de aansluitingen mogen ook niet los zitten. De pijl op de foto is de hendel die je opzij moet drukken om de kap open te krijgen.
A. Profiel moet minimaal 1.6 mm. zijn, is tegen aquaplaning
B. Deze bruggetjes zijn 2 mm. hoog. Wanneer de band tot die bruggetjes versleten is, moet de band vervangen worden.
C. De band mag niet beschadigd zijn. (Klapband)
D. Ventieldopje moet op het ventiel (is tegen vuil)
Bandenspanning moet juist zijn, je vindt deze informatie in de tankdop.
Vier nadelen van een te zachte band:
het brandstofverbruik is hoger
de remweg is langer
de band slijt meer
de auto wordt instabiel